Ik zag Abel puzzelen en maakte spontaan de vergelijking met ouderschap.
Soms is het meteen duidelijk in welk vakje het puzzelstukje past.
Soms moet je verschillende vakjes proberen, omdat de vormen zo op elkaar gelijken.
Het zit hem namelijk in die subtiele verschillen, dat afgerond kantje, dat rechte hoekje, … .
Dat proberen, dat gaat het ene moment moeiteloos.
En het andere moment geraak je snel gefrustreerd omdat je de ‘match’ niet lijkt te vinden.
Soms ben je een stukje kwijt en is de puzzel niet meer compleet.
Dan is het ergens verstopt.
Als je je er druk om maakt, dan blijft het zoek.
Als je je er rustig bij zet, valt je oog op het ontbrekende stukje, onder de zetel of tussen ander speelgoed. En dan kan je het terug op zijn plekje leggen.
De grotere stukjes zijn makkelijker te plaatsen.
Je kan van op afstand al zien waar ze horen.
De subtiliteit van de kleine stukjes, die vragen een scherpere blik en meer inzicht in vormen en kleuren.
Het valt ook te bezien, vanuit welk perspectief je de puzzel bekijkt.
Kijk je constant vanuit hetzelfde standpunt, dan vallen ze op den duur niet meer op, die subtiele en unieke randjes.
Bekijk je de puzzel eens vanuit een ander standpunt, dan wordt je blik plots weer helder en ruimer.
En als de puzzel dan eindelijk compleet is,
dan draait je peuter hem om…
En kan je weer opnieuw beginnen…