Rauw verdriet.
Zo van dat verdriet dat je zou willen overnemen.
Tranen die snijden.
Handjes die uitreiken.
Ogen die smeken.
Een krop in mijn keel.
“Mama komt terug.
De juf zal je troosten.”
Mijn hart dat zegt: ik wil helemaal niet dat de juf jou troost.
IK wil jou troosten.
Och Abel, een half uur geleden liet ik je achter. Zo voelt het echt. Alsof ik je in de steek liet.
Nu zit ik hier.
Af te tellen.
Te wachten.
Me af te vragen. Zou je nog wenen?
Of ben je al aan het spelen?
…
5 minuten later.
Nog maar 5 minuten later.
Vraag ik me net hetzelfde af.
Ik denk aan je.
Zou je dat voelen?
Ik had bijna geschreven, dat ik hoop dat je snel went aan de nieuwe omgeving en de nieuwe mensen. Dat je vertrouwen krijgt en jou er veilig voelt. Maar dat is dan vooral voor mezelf. Omdat dat voor mij makkelijker zou zijn.
Eigenlijk bedoel ik: Abel, wat moet dit overweldigend voor je zijn. Neem je tijd. Een week. Een maand. Nog langer. Ik hoop dat je tussen de traantjes door, leuke momenten hebt. Momenten waarop je guitigheid om de wereld de ontdekken, zijn weg vindt. Momenten waarop je hartje, verbinding vindt. En dat die momenten langer en langer duren. En op een dag, in elkaar overvloeien.
Abel, mama komt terug.
En tot dan, voel ik jou elke seconde in mijn hart.
.
.
.
.
.
.
.
.
Aan alle ouders die dit herkennen:
Ik voel jullie.
Och, wat voel ik jullie…
Liefs!