We waren in het parkje in de buurt. Abel wou naar het water fonteintje.
“Mama Abel handje geven.”
“Ok, jongen, ik wil je een handje geven. Vind je het spannend zo dicht bij het water?”
“Ja, Abel mama handje geven water.”
“Ik ben bij jou, Abel. Gaan we een beetje dichter?”
“Ja.”
En zijn voetjes schuifelden wat dichter bij het fonteintje.
“Mama mee”.
“Ik ben mee, jongen. Ik ben naast jou.”
“Mama hand water doen”.
“Mama heeft geen zin om haar hand in het water te doen. Wil jij jouw hand in het water doen?”
“Abel hand water doen.”
En zo geschiedde.
En een hand werd een arm.
Mijn handje liet hij ondertussen los.
Twee seconden keek ik niet.
En boem, daar lag hij op de grond.
Met traantjes.
“Abel, ben je geschrokken?”
“Ja, Abel broek nat.”
“Heb je pijn?”
“Nee, Abel broek nat.”
« Ik kan me voorstellen dat een natte broek niet fijn is. Wat kunnen we nu doen?”
“Huis andere broek doen”
“Ja, we gaan terug met de fiets naar huis, om een andere broek aan te doen.”
En toen de emoties bedaard waren, legde ik uit: “een natte vloer, binnen of buiten, kan glad zijn. Dan is het handig om voorzichtig te stappen. Zodat je niet valt. Begrijp je dat, Abel?”
“Ja, Abel ‘zichtig’ stappen vloer water”.
En zo gaat dat: leren door te doen. Samen of alleen, wat op dat moment veilig voelt.
Leren door te vallen. Leren hoe je weer kan opstaan. Leren door te ondervinden.
En daardoor: groeien naar die bewuste en zelfstandige volwassene, op een afgestemde manier.